K.H. Miskotte (1894-1976)

K
K.H. Miskotte (1894-1976)
[deze schets is opgesteld in de zomer van 2014 bij wijze van vooronderzoek]

Kornelis Heiko Miskotte werd op 23 september 1894 geboren in Utrecht. Zijn vader Hermannus Miskotte kwam uit het Overijsselse Den Ham, en zijn moeder, Titia Alagonda Haan, was als pleegkind uit Groningen opgenomen geweest in de pastorie van Den Ham. Daar werd ze grootgebracht in het geestelijk leven met het theologische gedachtegoed van H.F. Kohlbrugge. Zelf zou ze dat gedachtegoed overbrengen op haar nageslacht. In 1893 trouwden de ouders van Miskotte. Er zouden één zoon (Kornelis) en vier dochters geboren worden in het gezin.

Op tienjarige leeftijd voelde Miskotte zich al geroepen tot het ambt van predikant (Touw 1961a, 11). Als hervormde jongen trekt hij zich niet te veel aan van de verschillen tussen hervormd en gereformeerd. Na zijn gymnasiumopleiding gaat Miskotte in 1914 theologie studeren in Utrecht. Op 9 januari 1916 legt hij belijdenis af van zijn geloof in de Nieuwe Kerk van Utrecht. Tijdens zijn jaren als student leest hij veel verschillende theologen, filosofen en dichters. Hij was eerder geneigd om te zoeken naar wat die gemeenschappelijk hadden, dan naar hun onderlinge verschillen. Hij hield er lezingen over te midden van het theologisch genootschap Progreditor. De moeite die zijn medestudenten moesten doen om Miskotte te kunnen volgen, zouden voor velen na hen herkenbaar zijn. De notulen schrijven (Touw 1961a, 13):

‘Bij de kritiek bleek, dat de heer Miskotte voor de meesten in orakeltaal had gesproken.’

En later:

‘De compactheid der stof had het de meeste heren onmogelijk gemaakt, de gang van ’s heren M.’s gedachten geheel te volgen.’

Zijn proefpreek houdt hij in oktober 1919, over Matteüs 5:6 ‘Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid…’ De roep om sociale gerechtigheid zal ook in later werk blijven terugkeren. In 1920 studeert Miskotte af.

Viermaal in de pastorie

1. Kortgene (1921-1929): de ‘rooie dominee’

In 1921 gaat Miskotte de pastorie in. Op 22 mei wordt Miskotte dominee te Kortgene op Noord-Beveland. De bevestigingstekst is 1 Petrus 4:10 en de intredetekst Lukas 22:27: ‘Ik ben in het midden van u als één die dient.’ In het gesloten Kortgene komt Miskotte vanwege de inhoud van de prediking en zijn antimilitaristische neigingen bekend te staan als de ‘rooie dominee’. Hij gaat een gemeenteblaadje uitgeven waarin hij schrijft over theologische en pastorale zaken. Ook maakt hij studie naar de theologie van J.H. Gunning, die hij omschrijft als een synthese tussen Reformatie en humanisme. In 1923 krijgt hij de tweede editie van de Römerbrief van K. Barth in handen, maar het kan zijn instemming niet vinden. Te weinig ethisch, te weinig mystiek.

2. Meppel (1925-1930): met een mond vol tanden

Op 10 september 1923 trouwde Miskotte met Cornelia Johanna Cladder, die hij had ontmoet in Barchem (Gelderland). In 1924 komt er een beroep uit Meppel, waar hij op 5 april 1925 bevestigd wordt. De kerkelijke gemeente was vrij burgerlijk en netjes, terwijl Miskotte een gevoelsmens was die soms profetisch uit de hoek kon komen in de prediking. Hij kwam in conflict met een ambtsgenoot die de waarachtigheid van Miskottes prediking in twijfel trok. De ochtend waarop hij zich zo aangevochten voelde dat hij niet preken kon, was een geruchtmakend incident. In zijn Meppeler tijd kwam hij positiever tegenover de Zwitserse theologie te staan en in 1926 ontmoette hij Barth voor het eerst.

3. Haarlem (1930-1938): schrijven, preken, Bijbelstudies

In Haarlem beleeft Miskotte roerige jaren. In de kerk wordt gestreden voor ruimte voor vernieuwing in theologie en eredienst, terwijl in Duitsland het nationaal-socialisme opkomt. Miskotte schrijft veel en stelt in korte tijd zijn proefschrift samen: Het wezen der Joodsche religie. Vergelijkende studie over de voornaamste structuren der Joodsche godsdienstphilosophie van dezen tijd (1932). Hij promoveert cum laude. Met zijn studie opent hij een nieuwe wereld voor theologische reflectie: de wereld van het Oude Testament, het eigene van het Jodendom en Joodse denkers die tot dan toe vrijwel onbekend waren gebleven in Nederland: Franz Rosenzweig, Martin Buber, Ernst Bloch. In 1933 blijkt Miskotte al heel goed te beseffen wat er aan de hand is in nazi-Duitsland (Touw, 28). In 1935 vertaalt hij de colleges die Barth gegeven heeft in Utrecht en voorziet ze van commentaar (Miskotte 1935) en de rest van zijn leven zal Miskotte zich blijven inzetten als een apologeet van Barths theologie. Met name Kirchliche Dogmatik I/2 maakt grote indruk (Touw 1961a, 29).

4. Amsterdam (1938-1945): randkerkelijkheid, verzet, bevrijding

Al in december 1932 kwam er een beroep naar Amsterdam, en in februari 1934 een beroep naar Rotterdam, maar die wees Miskotte af. In 1938 ging hij dan toch, naar wijk 21 van Amsterdam, in de Jordaan. Miskotte en de Jordaan: het was een onmogelijke combinatie. Later werd Miskotte ingezet bij de Willem de Zwijgerkerk in Amsterdam-Zuid. In 1939 verschijnt Edda en Thora, een studie waarin Miskotte de geschriften van het Germaanse heidendom vergelijkt met het Oude Testament. Miskotte stelt daarin dat er geen vrede kan bestaan tussen het Jodendom en de filosofie van Hitler. Een halfjaar later breekt de Tweede Wereldoorlog uit en wordt het boek verboden door de Duitse bezetter. Op verschillende manieren werkt Miskotte mee in het verzet, bijvoorbeeld als deelnemer en penvoerder van de ‘Lunterse kring’, een hervormd genootschap van verzetsdominees. In 1941 verschijnt het Bijbelsch abc, een catechetisch boekje waarin de oerwoorden van de Bijbel ter sprake worden gebracht. In het boekje wordt de inhoud van de eerste drie banden Kirchliche Dogmatik vruchtbaar gemaakt voor de Nederlandse gemeente (Berkhof 1977, 96). Na de oorlog houdt Miskotte zich in toenemende mate bezig met het opkomende nihilisme en de ervaring van de afwezigheid van God.

De doorbraak

Een maand na de bevrijding besluiten zeven Amsterdamse hervormde predikanten toe te treden tot de SDAP (later de PvdA): J.J. Buskes jr, M. Groenenberg, K.H. Kroon, D. Tromp, A.C. van Uchelen, H.A. Visser en K.H. Miskotte. Deze gebeurtenis zal later het begin van de ‘(politieke) doorbraak’ genoemd worden: sommige christenen kiezen ervoor om zich niet langer terug te trekken in een zuil, maar om de culturele grenzen te doorbreken. Men schrijft in een manifest (Touw 1961a, 47): ‘Het is onze overtuiging, dat aan Kerk en volk een grote dienst zou bewezen zijn, indien de antithese-gedachte, die de Kerk vervreemdt van de zakelijke verhoudingen der werkelijkheid en het volk verre houdt van het vertrouwen in de bovenpartijdige strekking van de Evangelieprediking, in de politieke strijd werd prijsgegeven.’ Hierin herkennen we de houding van Miskotte, die van jongsaf zocht naar de verbinding tussen ogenschijnlijke tegenstellingen. Miskotte was een theoloog van de synthese.

Drie van de genoemde predikanten, Miskotte incluis, nemen zitting in de redactie van een nieuw tijdschrift: In de Waagschaal. In het blad werd gezocht naar vormen van synthese tussen politiek, theologie, cultuur, letterkunde, en wat dies meer zij. Miskotte is jarenlang hoofdredacteur.

Miskotte aan de universiteit

Na het overlijden van prof. dr F.W.A. Korff op 14 oktober 1942 was er een vacature ontstaan als kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. In augustus 1945 wordt Miskotte door de Algemene Synode der Hervormde Kerk benoemd om onderwijs te geven in dogmatiek, ethiek, kerkrecht en zendingswetenschap.

In Leiden kwam hij terecht op een faculteit waarin weinig eenstemmigheid te vinden was. Er waren spanningen en conflicten, en op de theologie van Barth zat men allerminst te wachten. ‘Barthiaan, orthodox, onverdraagzaam, onbegrijpelijk’, zo luidde het oordeel van velen (Touw 1961a, 52). Voor anderen werd hij juist een leermeester voor het leven.

Ingrijpend voor Miskotte is het verlies van zijn vrouw en een van zijn dochters aan een voedselvergiftiging op een bruiloft. Meer dan ooit komt het voor hem aan op geloven (Touw 1961a, 53):

‘Nimmer in mijn voorgaand leven heb ik zózeer gelóófd en uit het geloof alleen geleefd…’

Intussen schreef men in gereformeerde kerkblaadjes dat de plotselinge dood van Miskotte’s vrouw en dochter een straf zou zijn voor het feit dat hij de Partij van de Arbeid had helpen oprichten (Snel & Oevermans 1994, 71).

In 1956 verschijnt Als de goden zwijgen, het boek waarin Miskotte al zijn culturele en theologische inzichten verzamelt.

Miskotte heeft de commissie voorgezeten die de Hervormde Kerk van een nieuwe Psalmberijming voorzag (1967, later opgenomen in het Liedboek voor de Kerken van 1973). Tijdens de voorbereidingen ontmoet hij de weduwe J. van Empel-van Pienbroek, met wie hij op 13 november 1953 trouwt. Op 14 december 1959 houdt Miskotte zijn afscheidscollege in het Groot-Auditorium van de Leidse Universiteit. Zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid noopten hem ertoe eerder afscheid te nemen dan gebruikelijk. Hij werd opgevolgd door H. Berkof. In 1959, na zijn emeritaat, gaan Miskotte en zijn vrouw in het Gelderse Voorst wonen in de oude dorpspastorie. Daar hebben ze genoeg ruimte om de bibliotheek van Miskotte uit te stallen (Miskottestichting 1994, 7).

De Olde Wheme (Voorst)
De Olde Wheme (Voorst)

Miskottes gezondheid veerde weer op en voor een toenemend aantal jonge theologen werd hij een bewonderde leermeester. Verschillende leerlingen reizen af naar De olde Wheme (dialect: ‘de oude pastorie’) om de professor om raad te vragen. In 1964 krijgt hij een eredoctoraat van de universiteit van Glasgow. Na zijn tachtigste levensjaar neemt de gezondheid van Miskotte snel af. Hij overlijdt op 31 augustus 1976.

Nota bene: deze biografische schets is tot stand gekomen in oktober 2014. Inmiddels is er een uitstekende biografie van Miskotte verschenen van de hand van Herman de Liagre Böhl (De Liagre Böhl 2016).

Miskotte postuum

Na zijn dood liet Miskotte een omvangrijk archief achter, bestaande uit dagboeken, brieven, preken, opstellen en een enorme bibliotheek, waarvan de inventaris in drukvorm is verschenen (Miskottestichting 1994). Een groot deel van de bibliotheek is na Miskottes dood verkocht. De rest werd onder familie en kennissen verdeeld.

Er werd een Dr K.H. Miskotte Stichting opgericht. Ze heeft zichzelf ten doel gesteld om het gedachtegoed van Miskotte voor het voetlicht te brengen door het uitgeven van verzameld werk (anno 2014 zijn 10 banden verschenen) en het organiseren van studiedagen (Polderman 2012).

Miskotte en de Amsterdamse School

In de theologie van Miskotte zijn, naast ontelbare neveninvloeden, twee hoofdinvloeden aan te wijzen: die van Karl Barth enerzijds en die van Buber en Rosenzweig anderzijds. In Amsterdam kwamen de studenten aan de UvA in 1968 in aanraking met Miskottes theologie door iemand die zichzelf als leerling beschouwde van Miskotte: Frans Breukelman. In het artikel over de Amsterdamse oudtestamenticus M.A. Beek zagen we al dat Beek putte uit de geschriften van Buber en Rosenzweig. Via Miskotte komt hun taaldenken nu ook door Breukelman de School binnen. Dat zowel Beek als Breukelman zich het denken van Buber en Rosenzweig eigen hadden gemaakt, kan een gelukkig toeval genoemd worden. Het zal er hoe dan ook stellig aan hebben bijgedragen dat Breukelman zich een plek kon veroveren aan de faculteit zich niet helemáál als een vreemde eend in de bijt hoefde te voelen.

1. De invloed van Buber en Rosenzweig op Miskotte

In zijn studentenjaren had Miskotte al Buber gelezen. In Het wezen der Joodsche religie (1932) komen Buber en Rosenzweig uitgebreid aan de orde, respectievelijk als ‘mysticus’ (VW 6, 213-277) en als ‘existentialistische denker’ (278-370) van het Jodendom. Hierboven merkten we al op dat Miskotte één van de eersten was die zich aangesproken voelde door hun denken.

  1. We hebben geconstateerd dat Miskotte een denker is die zoekt naar eenheid. In Buber en Rosenzweig heeft hij een visie op de Bijbel aangetroffen die eveneens zoekt naar een eenheid, of beter gezegd: die daarvan uitgaat (Buber/Rosenzweig 1936, 48-49.314-315). De door Miskotte opgezette (onvoltooide) reeks De Prediking van het Nieuwe Testament (1939ff) ging al uit van de eenheid der Schriften (Touw 1961a, 30f), maar met het verschijnen van het Bijbelsch abc (1941, gewijzigde herdruk in 1966) en Om het levende Woord (1948) legt Miskotte pas echt zijn kaarten op tafel. In het Bijbelsch abc zoekt hij naar een Bijbelse heroriëntatie in roerige tijden. Alle aandacht is gericht op de taal van de Bijbel en haar ‘immanente overtuigingskracht’ (editie 1966, 8). ‘Het legt beslag op ons, méér zoals een kunstwerk dat doet dan zoals een betoog dat zou doen.’ (13) Gods waarheid is te vinden in de Bijbel, maar kan niet uit iets anders dan uit zichzelf worden afgeleid. ‘Wij kunnen niet tot de Schrift komen, wij moeten ervan uitgaan (13). Zo beschouwd is er dus een centrum aanwijsbaar in de Schriften die de eenheid van de Schriften garandeert. Vergelijk hier Miskottes Om het levende Woord, 80-86, waar gesproken wordt over een ‘innerlijke volledigheid’ en een uiteindelijke ‘overtreffing onzer synthesen’, waarmee Miskotte bedoelt te zeggen dat tegenstellingen in de Bijbel niet zomaar opgelost moeten worden in een synthese (noch in een keuze), maar wellicht begrijpelijk kunnen worden in het licht van het Woord zelf. Breukelmans bundeling woordstudies in Bijbelse Theologie II/1 kunnen begrepen worden als een zoektocht naar een ‘overtreffing onzer synthesen’. Ook de feitelijke Bijbelse canon wordt begrepen vanuit het zakelijke Midden. Verderop in Om het levende Woord horen we Miskotte stellen: ‘Theologische exegese gaat uit van de éénheid der Schrift, elk deel wordt a priori beschouwd als fragment, segment, moment van een Geheel, dat wij niet overzien naar zijn uitgebreidheid maar wel eenigermate naar zijn structuur.’ (131)
  2. Vanuit het luisteren naar de Schrift (je ‘laten onderrichten door de grondlijnen, de grondwoorden, de geestelijke grammatica der Schriften’ (14)) komen dogmatische en maatschappelijke implicaties naar voren. Want de grondlijnen van de Heilige Schrift hebben implicaties voor het kerkelijke en het gewone leven: ‘Heel de Bijbel is leer. (…) Overal valt iets te leren, valt leven te leren, is te leren wat leven is en leven wekt, en hoe wij leven moeten.’ (26) Thuisraken in de werkelijkheid van de Schrift gaat gelijk op met het leren leven in de dagelijkse werkelijkheid, alleen gebonden aan de macht van het Woord en niet langer aan andere machten. Met waardering spreekt Miskotte in dit kader over de tekstgetrouwe weergave van de Statenvertaling en het ‘machtige werk’ van Buber en Rosenzweig (9). Met instemming wordt Buber geciteerd: ‘Wir glauben, dass dem Wort, das in der Bibel Schrift geworden ist, jede Zeit, die unsere so gut wie irgendeine vergangene, fremd, fern und feindlich gegenüberliegt, dass aber dies Wort in jeder Zeit, die Kraft bewahrt, die ihm Hörigen zu ergreifen. Die Zeit ist passiv, das Wort aktiv. Das Wort nur bewahren, nur allenfalls durch die Zeit tragen wollen, ist Lästerung. Es will reden, zu jeder Zeit, in jeder Zeit, jeder Zeit zum Trotz…’ (32-33; citaat is afkomstig uit M. Buber, ‘Die Bibel auf Deutsch’ (1926), opgenomen in de Martin Buber Werkausgabe 14, p. 127).
  3. Miskotte hecht eraan dat de Schrift zo concordant mogelijk wordt overgezet in een andere taal (Miskotte 1948, 199-200). Ook dat heeft weer te maken met de delen en het geheel: in de delen klinkt altijd het geheel mee en een vertaling moet dat niet in de weg staan.

Vanuit Buber en Rosenzweig komen dus twee gedachten die kenmerkend zijn voor Miskottes theologie: (1) de eenheid van de Schriften en (2) de spreekvaardigheid van de Schriften in elke nieuwe context. Een derde gedachte kan daaraan toegevoegd worden, namelijk de gedachte van de ‘erzählende Philosophie’ (Rosenzweig). In het Oude Testament wordt dikwijls de vertelvorm gebruikt om iets over God, mens en wereld te zeggen (Bauer 1991, 67-68).

2. De invloed van Karl Barth

Hierboven schreven we dat de Schriftleer in Barths Kirchliche Dogmatik I/2 een grote rol speelt in de theologie van Miskotte. Dit heeft Miskotte gemeenschappelijk met Breukelman, die in een interview aangeeft dat hij als theologiestudent ten einde raad was in zijn zoektocht naar een theologisch leidsman, bij wijze van nu-of-nooit KD I/2 kocht, en daarin een vorm van theologiseren vond die hij de rest van zijn leven trouw zou blijven (Breukelman 1989, 11). De kernpunten van Barths Schriftleer zijn (in dit kader) deze:

  1. (§14) Oude en Nieuwe Testament een eenheid vormen in Christus, die verwacht of herinnerd wordt. Hierbij kan het Nieuwe Testament oudtestamentisch denken en spreken, en het Oude Testament nieuwtestamentisch.
  2. (§17) Religie is ongeloof.
  3. (§19) Gods Woord is God zelf in de Bijbel. De Schrift getuigt daarvan en is in die zin ook Gods Woord. In de kerk wordt erover verkondigd en met de hulp van de Heilige Geest kan ook die verkondiging Gods Woord worden.

In 1956 verschijnt er een feestbundel voor de 70-jarige Karl Barth. Tussen de vele bijdragen van vooraanstaande theologen is ook een artikel opgenomen van Miskotte: ‘Die Erlaubnis zum Schriftgemäßem Denken’ (Miskotte 1956b). Daarin spreekt hij vol lof over de ‘Bijbelse houding’ waarmee Barth theologiseert. De Bijbelse onderbouwing in de kleine lettertjes van de Kirchliche Dogmatik hebben ervoor gezorgd dat Barths theologie instemming heeft kunnen vinden bij het ‘bijbelvaste’ Nederlandse volk, altijd beducht voor onschriftuurlijke nieuwlichterij (VW2, 196-199). Miskotte merkt op (201):

“Langsam, sehr langsam wächst die Überzeugung, daß die in kleine Buchstaben gedruckten Partien der Kirchlichen Dogmatik die “Mitte der Schrift” rechtmäßig, bis in die mißachteten Ecken, zum Sprechen bringen und die Konturen des Wortes bis in die nackte Wahrhaftigkeit hinein ergreifen und nachzeichnen.”

Barths leer blijkt, aldus Miskotte, in overeenstemming met de Schrift. In Nederland komt men daar steeds meer achter. Bij Barth komt de dogmatiek voort uit exegetische arbeid (203), die Miskotte verricht ziet worden rondom en vanuit het ‘kerygmatische centrum’ van de Schriften dat met verschillende termen kan worden aangeduid: Immanuël, God-met-ons (204), de Naam (205.207.213-214, zie ook Miskotte 1941/1966, hoofdstuk 3!), Gods zijn-in-de-daad (205-206), de Zaak (Miskotte 1945, 25). Exegese is een bevrijdende bezigheid, omdat het aanzet tot een denken waarin je alleen aan God gebonden bent, en aan niets anders. (207) Hier komen we opnieuw de gedachte tegen achter Miskottes Bijbelsch abc, dat in de beklemmende oorlogsjaren verscheen (Miskotte 1941a). Miskotte spreekt ook over ‘Bijbelse structuren’ (208), ’theologische diepzinnigheid van primitieve taal’ (210.214-215), ‘sleutelbegrippen’ (213) en van de kracht van ‘Bijbelse grondwoorden’ waarop Barth ons attent gemaakt heeft. (211) Over de exegese in kleine letters in Barths Kirchliche Dogmatik schrijft Miskotte (219):

“Dieses beharrliche Verbleiben bei den kleinsten Wendungen, dieser treugherzige Wille, nichts als klein, veraltet, unzeitgemäß, skurril, unbegreiflich zu vertuschen, ist wohl imstande, immer neue Begeisterung zu entfachen und neues Vertrauen zu begründen.”

Miskotte sluit af met een opmerking over het ‘midden’ van de Schrift dat alleen gehóórd kan worden, niet gezien of ontdekt of geconstrueerd (219).

Zo zien we Miskotte verbindingen leggen tussen Buber/Rosenzweig en de theologie van Barth. Op een heel andere manier dan Buber/Rosenzweig stelt ook Barth immers ‘de Naam’ centraal in zijn theologie en Schriftbeschouwing, en op een heel andere manier bedrijft ook hij theologie vanuit de Bijbel. Miskotte brengt helder onder woorden dat beider Anliegen hetzelfde is: de Schrift moet voor zichzelf leren spreken, lós van de geijkte kaders (ook de religieuze!), lós van andere machten die de Bijbelse boodschap in een mal willen drukken die haar onrecht aandoet. De Schrift kan voor zichzelf spreken, ze opent zich van binnenuit. De theoloog moet bij háár zijn oor te luisteren leggen en nergens anders om sachgemäße theologie te beoefenen. Vergelijk in dit kader ook het volgende citaat (Miskotte 1948, 37):

‘De gestalte der Schrift is te vreemd, te chaotisch, dan dat ooit dé zin van de Schrift zou samenvallen met de woorden op een of andere plaats; de zin transcendeert alle woorden. En toch is de zin nergens te vinden dan in de concrete letterteekens, het Woord nergens dan in de woorden.’

Verderop in Om het levende Woord haalt Miskotte Barth aan (KD I/2, 516), als hij schrijft dat exegese moet zijn: ‘ein Verstehen in diesem [immanenten sprachlichen und sachlichen] Zusammenhang von dem aus,  was sie sagen.’ (198)

Opvallend genoeg ontstaan de theologieën van Buber/Rosenzweig en Barth beide in de jaren ’20 van de twintigste eeuw. Buber en Rosenzweig beginnen in 1925 met hun eigenzinnige vertaalproject en de verantwoording daarvan, terwijl Barth programmatische stukken schrijft als ‘Das Wort Gottes und die Theologie’ (1924). Onderzoek naar deze gelijktijdigheid valt buiten de kaders van het huidige onderzoek, maar het zou te maken kunnen hebben met bepaalde desillusies naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog en het verlangen om in de Bijbel vooral een kritische tegenstem te horen.

3.Het eigene van Miskotte

Op grond van deze invloeden kunnen we kort weergeven wat de kernpunten in Miskottes Schriftbeschouwing zijn.

  1. Wat de hermeneutische methode aangaat: het bijzondere van Miskotte is zijn fenomenologische benadering van de Schrift. De Bijbel is een zelfstandige (woord)wereld die zich voordoet aan een lezer. Het is volgens Miskotte zaak om het (talige!) fenomeen van de Bijbel zo veel mogelijk te laten spreken in haar eigen termen en haar ook te beoordelen op haar eigen merites (vergelijk het oude protestantse adagium ‘Sacra Scriptura sui ipsius interpres’, de Heilige Schrift is haar eigen uitlegger; Miskotte 1948, 36). Zelfs de biografieën van de Bijbelse auteurs en de historische gebeurtenissen die beschreven worden, moeten daaraan ondergeschikt gemaakt worden bij de exegetische arbeid (Marquardt 1991, 39). Het wonderlijke van dit specifieke fenomeen, de woordwereld van de Bijbel, is dat het na enige exegetische arbeid telkens uiterst actueel, terzake en toepasbaar blijkt te zijn. Breukelman analyseert het als volgt (Breukelman 1975 [1999], 219-220): het verstaansproces loopt van kijken (literair-historische exegese) naar zien (‘Sinn-exegese’; fenomenologische exegese die vraagt naar de zin van de teksten), naar een actueel horen en gehoorzamen van het kerygma (theologische exegese). Hiermee voegt Breukelman overigens een chronologische differentiatie toe die bij Miskotte zelf wat onduidelijk blijft. Bij Miskotte lijken kijken, zien en horen náást elkaar te bestaan, niet ná elkaar (Miskotte 1948, 38-39, vergelijk echter 53 en op 175 de omgekeerde volgorde). Bovendien kan Miskotte ‘horen’ probleemloos veranderen in schouwen’ (136) of zowel ‘schouwen’ als ‘horen’ gebruiken (180). Met de woorden van Breukelman: ‘je kunt het alléén overtuigend zeggen vanuit de teksten van de Tenach, niet anders.’ (Breukelman 1975, 228-229) En: ‘die heerlijke ervaring, dat verwachtingen worden gewekt, woord en wederwoord ontspringen direct vanuit de teksten in de wereld van nu.’ (229) Binnen de Amsterdamse school is het een vrij breed gedragen opvatting geworden dat ‘er iets gezegd wil worden’ tegen de lezer, hoe groot zijn context ook mag verschillen van die van de auteur. De hierboven aangehaalde ‘grondlijnen’, ‘grondwoorden’, de ‘geestelijke grammatica der Schriften’ hebben een zeggingskracht die elke context kan overbruggen. Deze gedachte komen we dikwijls tegen bij Breukelman. Ook de gedachte dat vorm en inhoud bij elkaar horen, vinden we terug bij Miskotte (Miskotte 1948, 144): ‘Vorm en inhoud der Openbaring zijn te onderscheiden, niettemin hóórt de vorm onverbreekbaar bij den inhoud.’
  2. Wat de inhoudelijke duiding van de Schrift aangaat: Miskotte ziet de Schrift als een éénheid met een zakelijk midden: ‘de Naam’. Die Naam zou het startpunt moeten zijn van alle theologiseren, en in die zin is er ook sprake van een ‘Levend Woord’ dat niet zozeer een tékst is, als wel een actief werken van de Heilige Geest. Dit is het ‘dabar-denken’ uit Om het levende Woord (Miskotte 1948, 60-63.122). ‘Dabar is dit souverein gebeuren, waarin feit en zin één zijn. Het is de dáád, die spreekt en het wóórd, dat ingrijpt; de zaak, die wordt meegedeeld, zingt erin; en de zang, die zich verheft is | de ziel van de zaak; en het geheel van dit daadwerkelijk spreken moet gedacht worden als nergens neutraal maar altijd scheppend, nergens een onpersoonlijke waarheid of een rustend feit, steeds gericht op een bepaald mensch in een bepaalde situatie, steeds vol ’tendenz’, om mensch en vol te verzetten uit hun zelfverkozen posities.’ (idem, 75-76) Verscheidene Amsterdamse theologen, onder wie Breukelman op eminente wijze, pakken dit op en werken het uit. Ook de eenheid van vorm en inhoud wordt vanuit het zakelijke midden begrepen: de boodschap komt tot de lezer ‘in, met en onder’ de Bijbelwoorden (Miskotte 1966, 208, geciteerd naar Bauer 1991, 63).
  3. Het Nieuwe Testament zegt niets nieuws, maar hetzelfde als het Oude Testament op een andere manier (Marquardt 1991, 40). In de tekst en in de Heilige Geest valt deze eenheid van de Schrift te zoeken, niet in de historische continuïteit. Ook deze grondgedachte is terug te vinden bij veel Amsterdamse theologen, met name bij Breukelman. De inzet verschilt met Barth. Barth wil het Oude Testament begrijpen vanuit Christus; Miskotte wil Christus begrijpen vanuit het Oude Testament (Bauer 1991, 61-62).

In de eerste twee kernpunten zien we Buber/Rosenzweig en Barth samenkomen. Gezien hun verschillende godsdienstige herkomst bestaat er tussen Buber/Rosenzweig en Barth geen eenstemmigheid over het derde punt. Achter het sámen willen denken van de Testamenten gaat mijns inziens echter wel één en dezelfde Romantische intentie schuil om de dingen in hun totaliteit te willen bezien en er een bepaalde hoofdgedachte achter te zoeken (cf. Miskotte 1948, 17). Die intentie heeft Miskotte dus wél gemeen met Buber/Rosenzweig – en met Barth.

4. Miskotte en Breukelman

♠ persoonlijk ♠ Miskotte en Breukelman kenden elkaar persoonlijk redelijk goed. Waar het persoonlijk contact precies begonnen is, heb ik niet kunnen achterhalen, maar zeker is dat de heren vanaf het begin van de jaren ’50 van de twintigste eeuw met regelmaat van gedachten wisselden, eerst vanwege de artikelen over de Nieuwe Bijbelvertaling die verschenen in In de Waagschaal, waarvan Miskotte initiatiefnemer en hoofdredacteur was (Breukelman 1996), en later rondom het Festschrift voor Karl Barth.

Dogmatik als Hermeneutik ♠ Barth zou in 1956 zeventig worden, en Miskotte had Breukelman in 1954 gevraagd om een systematisch artikel te schrijven over de verhouding tussen dogmatiek en hermeneutiek. Breukelman had een artikel voor ogen waarin hij zou beschrijven hoe dogmatiek een zeer fundamentele hermeneutische functie heeft: zoals men leert, zo leest men, en andersom: zoals men leest, zo leert men. Van Barth kan men leren dat de kerkelijke leer vanuit de Schrift altijd heilzame correcties mag verwachten, soms heel ingrijpende. Miskotte heeft Breukelman altijd gestimuleerd om door te schrijven en de studie te voltooien (zie bijvoorbeeld de brief aan Barth van 7 mei 1965 in VW2, 530), maar het is er nooit van gekomen. Wel gebruikte Breukelman gestencilde gedeelten ervan bij zijn colleges, die hij voortdurend aanpaste. In Bijbelse Theologie IV/2 is een enigszins complete Nederlandstalige versie opgenomen van het onvoltooide werk (Breukelman 1999, 5-75; zie ook Bekker/Hofstra 1989, 82-101).

Exegese ♠ Naar eigen zeggen had Breukelman ‘bijna alles aan Miskotte te danken’ (Breukelman 1975, 219). Van diens Bijbels abc leerde Breukelman dat de waarheid over God niet achter de teksten, maar ín de teksten gezocht moet worden. Net als Breukelman is Miskotte van mening dat exegese een beweging is van het geheel (de tekst zelf) naar de delen; van deel tot deel; en van de delen terug naar het geheel (Miskotte 1948, 198). Ook de denkfiguur van het pars pro toto heeft Breukelman van Miskotte: elke Schriftplaats staat voor het geheel van de Schriften (Miskotte 1948, 176), elke heilsdaad voor het geheel van Gods daden (Miskotte 1956 [1983], 290.329.368) en ook ‘in deze letters neemt de waarheid zèlf woning over ons leven’ (Miskotte 1948, 42, vergelijk 209). De structuur van het pars pro toto geldt hier dus zowel exegetisch, theologisch als hermeneutisch. Kritisch beschouwd betekent dit, dat het derde vraagcomplex dat J. Muis in zijn dissertatie bij Breukelman stelt (Muis 1989, 511) dus ook geldt voor Miskottes theologische Schriftbeschouwing in Om het levende Woord.

Verder zijn de Bijbelwetenschappelijke inzichten van Buber en Rosenzweig aangaande de eenheid van vorm en inhoud, Wortwurzelverwandtschaft, leidmotieven, grondwoorden en colometrie voor zowel Miskotte als Breukelman van groot belang bij de exegetische arbeid (Bauer 1991, 59.64).

Implicaties van exegese ♠ Vergeleken met Breukelman had Miskotte een veel bredere oriëntatie dan Breukelman. Breukelman heeft zich bijvoorbeeld naar alle waarschijnlijkheid nooit verdiept in de filosofische geschriften van Buber en Rosenzweig, maar zich uitsluitend geconcentreerd op hun taaldenken en Schriftopvatting. Breukelman zag zichzelf als een ‘kleine zwoeger’ die exegetisch detailwerk verrichtte ten dienste van de grote lijnen die Miskotte uittekende (Breukelman 1975, 223). Meer nog dan Miskotte werkte Breukelman vanuit de vooronderstelling van Barth dat de Heilige Schrift een ‘noodzakelijke vorm’ heeft waarin de inhoud verteld wordt (KD I/2, 545, geciteerd in Bauer 1991, 42). Deze Schriftopvatting is niet-idealistisch (Bauer 1991, 63) en heeft overeenkomsten met de ‘materialistische exegese’ die begin jaren ’80 van de twintigste eeuw populair wordt aan de Amsterdamse faculteit. Maar veel minder sterk dan Miskotte heeft Breukelman de neiging gevoeld om de politieke implicaties van tekstlezing te benoemen en uit te werken. Óf er inderdaad een verband bestaat tussen de gelijktijdige populariteit van de Schriftbenadering van Breukelman en de politiek-materialistische lezing begin jaren ’80 is een interessante onderzoeksvraag waarover we binnenkort meer duidelijkheid hopen te krijgen.

Bijbelvertalen ♠ Breukelman heeft altijd grote nadruk gelegd op het belang van een ’transparante’ Bijbelvertaling. Bij Miskotte treffen we in een opstel van 1948 (misschien ook al in de eerste versie van 1934?) dezelfde gedachte aan: ‘De Bijbel behoort niet tot de schoone literatuur, maar heeft daarmee een formeele overeenkomst, inzooverre het bericht n zichzelf rust en aldus onmiddellijk verwijst naar den zin. Vandaar het bijzonder belang en het bijzonder risico eener Bijbelvertaling, die zonder ‘Sinn-exegese’ niet ondernomen kan worden. De zin gaat aan de woorden vooraf, is transcendent ten opzichte van de woorden, gelijk de melodie als geestelijk geheel ten opzichte van de opeenvolging der haar samenstellende noten. Vertalen nu is een poging met een ander tonaal stelsel dezelfde melodie, denzelfden zin weer te geven.’ (Miskotte 1948, 48). En verderop: ‘In iederen Bijbelvertaling ligt een heele midrasch verborgen.’ (50) En: ‘Vertaling bevat reeds exegese en exegese strekt zich uit naar de toepassing.’ (120)

Bijbelse theologie ♠ De opvattingen rondom de discipline van Bijbelse theologie van Miskotte en Breukelman liggen niet ver van elkaar. Miskotte schrijft (Miskotte 1948, 55): ‘In het recht der phaenomenologische exegese ligt ook het onvervreemdbare recht besloten der z.g. ‘bijbelsche theologie’, die met uitschakeling van biographische, historische momenten, zonder naar de bijzondere gestalte en het ‘persoonlijk’ levensgevoel van de schrijvers te vragen, zicht richt op de zaak, op de waarheid, waaraan zij zich gebonden weten en waarvan zij getuigenis begeeren te geven, waarin dus de ‘Sinn-exegese’ zich verstelligt tot ‘Sach-exegese’, en die terecht de woorden en woordverbanden van den text meet aan het centrale van een bepaald, opzettelijk geïsoleerd geschrift, waarheen zij – al is het in gebroken lijn en in afwijkende wendingen – verwijzen. Zij zoekt den focus van een geheel boek en is daarom meer veronderstelling dan gevolg der theologische exegese.’ Op pagina 58 spreekt Miskotte vervolgens van ‘de latente theologie die in herhaling van bepaalde thematische wendingen in de texten zelf zich opdringt.’ Deze gedachte komt van Buber/Rosenzweig en keren terug in Breukelmans definitie van Bijbelse theologie in BT I/1 (Breukelman 1980). Miskottes ’theologische exegese’ als een actueel spreken van het Woord baseert zich op de Sinn-exegese.

Geschiedenisbegrip ♠ Ten slotte klinkt de volgende uitspraak van Miskotte ons bekend in de oren: ‘De Schrift schept historie, ook haar eigen historie.’ (Miskotte 1948, 155)

5. Miskottes kritische vragen bij de Amsterdamse School

E.J. de Wijer heeft in het Miskottearchief een brief van 22 februari 1968 aangetroffen, gericht aan Breukelman, waarin Miskotte enkele zorgen uit in de richting van bepaalde theologen die de richting van de Amsterdamse School zijn toegedaan. Vanwege het belang van deze brief en de ontoegankelijkheid ervan citeer ik voluit (naar De Wijer 1997, 278, n. 1):

‘(…) Maar wat zijn jullie allemaal fantastisch knap; ik ervaar weer opnieuw hoe moeilijk het is mooi oud te worden en dus met onverdeelde blijdschap te zien, hoe iedereen je over het hoofd groeit. Maar toch heb ik, afgezien van dit probleem, een groot bezwaar tegen de trend van veel in [N.A.] van Uchelen en [A.G.] van Daalen: n.l. dat men zich orienteert aan het gedicht als in zichzelf-rustende wereld en die notie extrapoleert. Ik heb al in 1948 tegen die neiging bij sommige onschuldige literatuurbewonderaars van den bijbel gestreden en het kenmerkende van de Schrift juist gezocht in het tegendeel: het verwijzende naar God en het aansprekende van de creatuur. Wee, als we in de theologie werken moeten met een philologische onderstelling, dat het taalkunstig werk een (min of meer) ‘exclusieve werkelijkheid‘ oproept (p. 20). Dat leidt tot close-reading, die een winst zou zijn als men zich keert tegen de literaire atomiseering; maar die zich tegen ons keert, als ze standhouden wil, tegen het boodschap-karakter. Dit is een nog doodelijker gevaar voor de verkondiging dan de oude methode van sectie en secessio. (…) stop, al met al, wanneer KHM in 1948 zei: het gaat niet om het beschrevene, maar primair is het ge-schrevene, was dat radicaal naar links en rechts, wie het nu gaat doorvoeren naar de wijze van het in zichzelf rustende poëma, brengt ons precies daar, waar we niet zijn moeten a) Woord en woord wordt niet onderscheiden b) gedicht verdringt liefdesbrief, c) schoonheid verdringt gezag d) close-reading is een onmogelijkheid, zonder deuren naar de werkelijke ‘ontologische status’ van Gods Woord.’

Miskotte verzet zich hier tegen een tekstlezing die de het appel van de tekst op de lezer niet methodisch verdisconteert. De tekst blijft dan een in zichzelf rustend fraai kunstwerk, maar van een ‘Levend’ Woord is dan geen sprake meer. Niet alleen een historisch-kritische, zelfs een nauwkeurige literaire benadering kan een tekst monddood maken als de exegeet de tekst niet werkelijk laat spréken tot hemzelf en zijn context. In enkele publicaties uit de Amsterdamse School is dit een lijn die inderdaad ontbreekt. Ook Breukelman is vaak verweten dat hij in zijn theologiseren zózeer opgaat in de wereld van de tekst, dat de historische werkelijkheden van tekst en lezer volkomen uit beeld raken (= immanent structuralisme). Gezien het feit dat Breukelman zichzelf expliciet verbindt met het project van Miskotte, diens opvattingen aangaande het ‘Levende Woord’ deelt en zichzelf zelfs zag als iemand die in dienst was bij Miskotte, lijkt me dit bezwaar voortkomen uit een onterechte decontextualisering van Breukelmans theologie. Bij de theologie van Breukelman hóórt ook de theologie van Miskotte, als uitgangspunt en als overkoepelend principe. Daarnaast getuigen Breukelmans preken ervan, dat ook hijzelf niet schroomde om de woorden van de Schrift te betrekken op de werkelijkheid van zijn dagen (= transcendent structuralisme; de wereld buiten de tekst wordt ook al een tekst beschouwd waarmee interactie plaatsvindt). De vraag hoe Breukelman zich verhoudt tot het (post-)structuralisme zullen we op een andere plek proberen te beantwoorden.

Bij enkele leerlingen van Breukelman bestaat er een sterke hang naar het materialisme. Met name begin jaren ’80 is de materialistische exegese in opkomst, en vele aanhangers van die stroming vonden in Breukelman een leermeester. Ook bij Miskotte vinden we dit materialisme terug. In een korte kritiek op P. Lagrange schrijft hij bijvoorbeeld (Miskotte 1948, 194): ‘Om aan de pijnlijke concretie van het Oude Testament te ontkomen, wordt het woord der profetie van te voren in het bad van een vergeestelijking gedompeld, die niet alleen met het enkele woord, maar met heel de realistische grondstructuur van de Schrift in strijd is. (…) Hoe sterk moeten dogma en traditie náwerken, als een meester der philologie als Lagrange, zich op deze wijze van de gestalte en gesteltenis der gegevens, die hem klaar voor oogen staan, losmaakt om zich, half-onwillig, te begeven in een voorstellingswereld, die de aarde miskent, de geschiedenis vervluchtigt, het verbond doet verdampen en de theocratie verlegt in het innerlijk der ziel.’


Werken

Dit is een selectie van Miskottes werken. Een completer overzicht vindt u in Touw 1961b en Berkhof 1977.

  • K.H. Miskotte, Het wezen der Joodsche Religie [1932] (Verzameld werk 6; Kampen: Kok, 1982)
  • K.H. Miskotte, Uitkomst. Zeven jeugdpreken (Amsterdam: Holland, 1932)
  • K.H. Miskotte, Korte nabetrachting over de Afscheiding van 1834 (Amsterdam: Holland, 1934)
    gebundelde artikelen uit: Haarlemsch predikbeurtenblad (1934)
  • K.H. Miskotte (red.), Prof. dr Karl Barth: De Apostolische Geloofsbelijdenis (Nijkerk: Callenbach, 1935)
  • K.H. Miskotte, Antwoord uit het onweer. Een verhandeling over het boek Job (Amsterdam: Holland, 1936) [= Verzameld werk 10]
  • K.H. Miskotte, Edda en Thora: een vergelijking van germaansche en israelitische religie (1939) [= Verzameld werk 7]
  • K.H. Miskotte, Bijbelsch abc (Nijkerk: Callenbach, 1941)
  • K.H. Miskotte, Messiaansch verlangen. Het lyrisch werk van Henriette Roland Holst (Amsterdam: Holland, 1941) [ook in Verzameld werk 12]
  • K.H. Miskotte, De praktische zin van de eenvoud Gods (Amsterdam: Holland, 1945)
    inaugurele rede Rijksuniversiteit Leiden
  • J.J. Buskes, K.H. Miskotte, et al., Wat bezielt ze? (Amsterdam: Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij, 1945)
    over de predikanten die overgingen naar de SDAP
  • K.H. Miskotte, Om het levende woord. Opstellen over de praktijk der exegese (’s Gravenhage: Daamen, 1948)
  • K.H. Miskotte, De kern van de zaak. Toelichting bij een proeve van hernieuwd belijden (Nijkerk: Callenbach, 1950)
    met de ‘proeve’ is bedoeld: Fundamenten en perspectieven van belijden, proeve van een beschrijving (1949)
  • K.H. Miskotte, ‘Martin Buber en het Chassidisme’, Vox Theologica (februari 1953), ???
  • W.C. Snethlage (red.), Grensgebied. K.H. Miskotte (Nijkerk: Callenbach, 1954)
    verzamelde artikelen van Miskotte vanwege zijn 60e verjaardag
  • K.H. Miskotte, Als de goden zwijgen. Over de zin van het Oude Testament (Amsterdam: Holland, 1956) [= Verzameld werk 8]
  • K.H. Miskotte, ‘Die Erlaubnis zum schriftgemäßem Denken’, in: E. Wolf, C. von Kirschbaum & R. Frey (red.), Antwort. Festschrift zum 70. Geburtstag von Karl Barth (Zollikon: EVZ, 1956), 29-51 [ook in Verzameld werk 2]
  • K.H. Miskotte, ‘Over Frans Rosenzweig’, Nederlands Theologisch Tijdschrift 12 (1957/1958), 209-222.277-295.401-428 [ook in: Verzameld werk 9]
  • K.H. Miskotte, ‘Martinus Nijhoff (20 april 1894 – ‘s-Gravenhage – 26 januari 1953)’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1957-1958), 93-105
  • K.H. Miskotte, De weg van het gebed (’s Gravenhage: Boekencentrum, 19683, 19652 [1962])
  • K.H. Miskotte, Geloof en Kennis. Theologische voordrachten (Haarlem: Holland, 1966)
  • K.H. Miskotte, ‘De weg der verwachting’, in: K.A. Deurloo (red.), K.H. Miskotte. De weg der verwachting. Met bijdragen van F.H. Breukelman, K.A. Deurloo, G.H. ter Schegget, R. Zuurmond (Baarn: Ten Have, 1975), 12-23
  • A. Otter (red.), K.H. Miskotte: …Als een die dient. Volledige uitgave van het ‘Gemeenteblaadje Cortgene’ 27 oktober 1923-4 april 1925 (Baarn: Ten Have, 1976)
Verzameld werk

Bij uitgeverij Kok wordt sinds 1982 verzameld werk van Miskotte uitgeven. Tot op heden (eind 2014) zijn de volgende banden verschenen:

  1. G.G. de Kruijf, A.J. Rasker, et al. (red.), In de Waagschaal. Een keur uit de artikelen van Dr. K.H. Miskotte uit de eerste vijf jaargangen van In de Waagschaal (Kampen: Kok, 1982) 427 pp. [ISBN 978-90-242-2233-9]
  2. A. Geense & H. Stoevesandt (red.), Karl Barth. Inspiratie en vertolking: inleidingen, essays, briefwisseling (Kampen: Kok, 1987) 554 pp. [ISBN 978-90-242-2234-6]
  3. W.E Verdonk, A. Otter, et al. (red.), Preken en meditaties (Kampen: Kok, 1997) 660 pp. [ISBN 978-90-242-8478-8]
  4. E. Kuiper-Miskotte & H.H. Miskotte (red.), Uit de dagboeken 1917-1930 (Kampen: Kok, 1985) 616 pp. [ISBN 978-90-242-2236-0]
  5. (a) A.C. den Besten, H. Breebaart-Miskotte & E. Kuiper-Miskotte (red.), Uit de dagboeken 1930-1934 (Kampen: Kok, 1990) 655 pp. [ISBN 978-90-242-4746-2]
    (b) A.C. den Besten, H. Breebaart-Miskotte & E. Kuiper-Miskotte (red.), Uit de dagboeken 1935-1937 (Kampen: Kok, 2001) 565 pp. [ISBN 978-90-242-8399-6]
  6. K.H. Miskotte, Het wezen der Joodsche religie (Kampen: Kok, 1982) VII, 575 pp. [ISBN 978-90-242-2238-4]
  7. K.H. Miskotte, Edda en Thora : een vergelijking van germaansche en israelitische religie (Kampen: Kok, 1983) 435 pp. [ISBN 978-90-242-2239-1]
  8. K.H. Miskotte, Als de goden zwijgen. Over de zin van het Oude Testament (Kampen: Kok, 1983) 438 pp. [ISBN 978-90-242-2673-3]
  9. J.T. Bakker & H.C. van der Sar (red.), Theologische opstellen (Kampen: Kok, 1990) 443 pp. [ISBN 978-90-242-4498-0]
  10. K.H. Miskotte, Antwoord uit het onweer. Het gewone leven (Kampen: Kok, 1984) 682 pp. [ISBN 978-90-242-2246-9]
  11. K.H. Miskotte, De kern van de zaak / De blijde wetenschap (Kampen: Kok, 1989) XI, 524 pp. [ISBN 978-90-242-2247-6]
  12. A.C. den Beste & J.F. de Vlieger (red.), Messiaans verlangen en andere literatuur- en cultuurkritische opstellen (Kampen: Kok, 1999) 611 pp. [iSBN 978-90-242-9411-4]
  13. R. Crouwel & K. Touwen (red.), Preken (Kampen: Kok, 2008) 960 pp. [ISBN 978-90-435-0688-5]

Een band over bevinding is in voorbereiding.


Literatuur
  • M. Buber & F. Rosenzweig, Die Schrift und ihre Verdeutschung (Berlijn: Schocken, 1936)
  • H.C. Touw, ‘Prof. dr. K.H. Miskotte. Zijn weg in Woord en wereld’, in: A.J. Rasker, M.H. Bolkestein, et al. (red.), Woord en wereld. Opgedragen aan prof. dr. K.H. Miskotte naar aanleiding van zijn aftreden als kerkelijk hoogleraar te Leiden op 14 december 1959 (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1961), 9-75
  • H.C. Touw, ‘Bibliografie van prof. dr. K.H. Miskotte’, in: A.J. Rasker, M.H. Bolkestein, et al. (red.), Woord en wereld. Opgedragen aan prof. dr. K.H. Miskotte naar aanleiding van zijn aftreden als kerkelijk hoogleraar te Leiden op 14 december 1959 (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1961), 318-333
  • F.H. Breukelman, ‘Twee brieven over de nieuwe vertaling (1951)’, Om het levende Woord 6 (Kampen: Kok, 1996), 1–11 [ISBN 978-90-242-6265-6]
  • F.H. Breukelman, ‘Miskotte’s inspiratie: Tenach en dogmatiek’, in: K.A. Deurloo & A. Otter (red.), K.H. Miskotte: De weg der verwachting (Baarn: Ten Have, 1975), 34–50, geciteerd naar d geannoteerde versie in Bijbelse Theologie IV/2 (1999).
  • K.A. Deurloo, ‘Ter inleiding. Hij schrijft ons een teken van leven’, in: K.A. Deurloo (red.), K.H. Miskotte. De weg der verwachting. Met bijdragen van F.H. Breukelman, K.A. Deurloo, G.H. ter Schegget, R. Zuurmond (Baarn: Ten Have, 1975), 7-11
  • Anon., ‘Prof. K. H. Miskotte in Voorst overleden. Leidse emeritus-dogmaticus‘, Reformatorisch Dagblad (1 september 1976), 2
  • H. Berkhof, ‘Kornelis Heiko Miskotte (Utrecht 23 september 1894 – Voorst 31 augustus 1976)’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1976-1977), 93-105
  • F.H. Breukelman, Schrift–lezing (Bijbelse theologie I/1; Kampen: Kok, 1980)
  • G.G. de Kruijf, Heiden, Jood en Christen: een studie over de theologie van K.H. Miskotte (Baarn: Ten Have, 1981), 12-35
  • H.H. Miskotte, Niet te vergeten Miskotte (Kok: Kampen, 1981)
  • H.H. Miskotte, ‘Enige biografische kanttekeningen’, in: E. Kuiper-Miskotte & H.H. Miskotte (red.), Uit de dagboeken 1917-1930 (Verzameld werk 4; Kampen: Kok, 1985), 14-21
  • Y. Bekker, D. Hofstra, et al. (red.), Gesprekken met Frans Breukelman (Binnenkant 2; ’s Gravenhage: Meinema, 1989)
  • J. Muis, Openbaring en interpretatie. Het verstaan van de Heilige Schrift volgens K. Barth en K.H. Miskotte (’s Gravenhage: Boekencentrum, 1989), 505-511
  • F.-W. Marquardt, ‘”Bijbelse houding” bij Barth en “Bijbelse alefbetisering van de theologie” bij Miskotte’, in: H.W. de Knijff & G.W. Neven (red.), Horen en zien: opstellen over de theologie van K.H. Miskotte (Kok: Kampen, 1991), 25-42
  • U.W.F. Bauer, כל הדברים האלה – All diese Worte: Impulse zur Schriftauslegung aus Amsterdam. Expliziert an der Schilfmeererzählung in Exodus 13,17-14,31 (Europäische Hochschulschriften XXIII (Theologie) 442; Frankfurt am Main [etc.]: Lang, 1991), 41-82
  • J. Snel & H. Oevermans (red.), ‘‘Ik weet eerlijk niet wat er ongereformeerd aan Miskotte is. Interview met M.J.G. van der Velden‘, Wapenveld 44/3 (juni 1994), 71-77
  • Anon. (red.), De bibliotheek van K.H. Miskotte (Kampen: Kok, 1994)
  • G.C. den Hertog, ‘K.H. Miskotte (1894-1976). Voortrekker op het terrein van de ontmoeting van kerk en Israël‘, Vrede over Israël 38/6 (december 1994), ???
  • Anon. (red.), Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976): brug tussen cultuur en theologie (Kampen: Kok, 1995)
  • E.J. de Wijer, De Naam op de Toverberg. De denkfiguren uit Thomas Manns’ “Zauberberg” als transparanten voor de cultuurkritiek van K.H.Miskotte (Kampen: Kok, 1997), 275-279
  • H. Polderman, ‘Stichtingen laten theologen spreken‘, Reformatorisch Dagblad (3 maart 2012)
  • F. Verkade, ‘Worstelende Miskotte: “Hemelse beslissingen moeten over ons vallen”
    Bijna uit Meppel “weggevlucht”‘, ongedateerd op Dominees.nl (laatst bezocht: 6-11-2014)
  • H. de Liagre Böhl, Miskotte. Theoloog in de branding, 1894-1976 (Amsterdam: Prometheus, 2016)

– G. van Zanden, laatst bijgewerkt december 2016

1 reactie