Individualisme in het Nieuwe Liedboek en de Opwekkingsbundel

I

In het laatste nummer van In de Waagschaal heb ik iets geschreven over het ‘ik’ in het Nieuwe Liedboek en in de Opwekkingsbundel onder de titel ”Alles is zo mooi, dat ik zingen moet’. Individualiserende tendensen in het Nieuwe Liedboek en in de Opwekkingsbundel’, IdW 43/8 (16 augustus 2014), 256-260.

Een aangename verrassing dat ds G. van Meijeren, hoofd mobiliteitsbureau van de PKN, mijn bijdrage in samenspraak brengt met een interview over het ‘ik’ met professor Paul van Geest (VU) en professor Mechteld Jansen (de nieuwe rector van de PThU, mijn Grote Baas dus) in De Nieuwe Amsterdammer. En zo heb ik maar mooi even De Waarheidsvriend gehaald, een hele hervormd-gereformeerde eer.

 

Breukelman, Miskotte en het individu

Wat heeft dat alles met Breukelman te maken? Nou, de aandachtige lezer zal het opvallen dat ik in mijn kritiek op de Opwekkingsbundel en op het Nieuwe Liedboek gebruik maak van Breukelmans exegetische fundering voor Miskottes vondst van de denkvorm pars pro toto, waarover te lezen valt in Miskottes Als de goden zwijgen uit 1956 (p. 148, 290, 329, 368 en elders). Dat wil bijvoorbeeld zeggen: de éne Israëliet over wie we lezen, staat in sommige gevallen voor het gehele volk Gods, één wonderdaad van God staat voor al het wonderlijke dat God heeft gedaan en nog zal doen, het beloofde land Kanaän staat voor heel de aarde, enzovoort.

Zo is het (volgens mij) ook in het boek van de Psalmen. Als daar één stem tot God zingt, klinkt daarin heel de gemeenschap van gelovigen mee. Soms is die relatie tussen volk en individu heel expliciet, soms zit het ‘m eerder in subtiele zinswendingen.

Het bezwaar in een notendop

Mijn voornaamste bezwaar tegen enkele nieuwe liederen in het Nieuwe Liedboek en tegen enkele Opwekkingsliederen is het ontbreken van die verbinding tussen de individuele gelovige en de geloofsgemeenschap. Dan gaat het alléén nog over een God daarboven en een ik hier beneden. Een volk des Heeren, een medegelovige, of zelfs ook maar een naaste is in geen velden of wegen te bekennen als het Nieuwe Liedboek ons leert zingen in lied 224:

Elke dag vertelt over God de Heer,
alle nachten fluisteren tot zijn eer,
heel de hemel zegt dat Hij groot is en goed,
heel de aarde juicht over al wat Hij doet,
alles is zo mooi, dat ik zingen moet.

Ik ben bang dat daarmee een toon wordt aangeslagen die weliswaar eerst lekker op de tong en in het gehoor ligt, maar die uiteindelijk de kerkelijke gemeenschapszin, die toch al behoorlijk onder druk staat, eerder zal belemmeren dan bevorderen.

Over de auteur

G. van Zanden

1 reactie

  • Een zeer goed artikel. Het bewijst maar al te zeer dat sommige gelovigen erg individualistisch zijn. Dat de Opwekkingsbundel individualistisch is spreekt voor zich: in de evangelisch-gereformeerde traditie gaat het toch sterk om het “eigen heil” en de “persoonlijk relatie” tot God. Vandaar dat de evangelischen van gereformeerde signatuur hun kerken vol krijgen: hun theologie sluit nauw aan bij het moderne individualistische levensgevoel van het “eigen ik”. Opvallend dat theologie dat zich kant tegen een antropocentrische benadering (calvinisme, evangelische theologie) toch altijd begint bij het “ik” (“Hoe verkrijg ik mij een genadige God?” – Luther).

door G. van Zanden