Matteüs in de Nieuwe Bijbelvertaling

M

Twee jaar voordat ik theologie ging studeren verscheen De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV2004). Als goede calvinist heb ik deze vertaling destijds van kaft tot kaft gelezen en op een paar drukfouten na had ik er weinig op aan te merken. Heel begrijpelijk allemaal, heel leesbaar.

Nu heb ik de afgelopen acht jaar wel een en ander geleerd over vertaalprincipes en vertaalmethodiek. De vertaalmethode van De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV2004) kenmerkt zich door de woorden ‘brontekstgetrouw’ en ‘doeltaalgericht’ weer te geven, aldus de website van de NBV. Men haast zich eraan toe te voegen dat ‘brontekstgetrouw’ iets anders is dan ‘brontaalgetrouw’.

Breukelman zou natuurlijk furieus zijn als hij zoiets nog mee had moeten maken. Langzamerhand begin ik beter te begrijpen waarom Breukelman zo tekeer kon gaan tegen de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG1951) en waarom er vanuit bepaalde (Amsterdamse) kringen zoveel protest was tegen het bevorderen van de NBV2004 tot kanselbijbel. Ondanks die protesten heeft de synode van de PKN in 2010 overigens gewoon besloten dat de NBV2004 naast den Statenvertaling en de NBG1951 kanselbijbel moest worden.

Momenteel bestudeer ik De ouverture van het Evangelie naar Mattheüs: Het verhaal over de γένεσις van Jezus Christus (Mattheüs 1:1 – 2:23) (Bijbelse theologie III/1; Kampen: Kok, 1984) en daar toont Breukelman aan dat Matteüs bewust oudtestamentische taal gebruikt om zijn verhaal te vertellen. Voorbeelden zijn:

  • het opschrift van Matteüs (Βίβλος γενέσεως, Mt 1:1) dat verwijst naar Genesis 5:1 en andere plaatsen (MT סֵפֶר תּוֹלְדֹת / LXX βίβλος γενέσεως) en het daarop volgende geslachtsregister;
  • de formule καὶ ἐκάλεσεν τὸ ὄνομα αὐτοῦ (Mt 1:25) is een bewust gebruikt hebraïsme (וַיִּקְרָא אֶת־שְׁמוֹ, Gen 4:26), want zo zeg je dat niet in het Grieks;
  • het gebruik van de ‘Aufmerksamkeitserreger’ (Breukelman zelf spelt de term zonder de genitief-s) ἰδού (Mt 1:20, 2:1, etc), een Hebreeuws tussenwerpsel dat door iemand als Josephus niet gebruikt wordt. Josephus wilde immers keurig Grieks schrijven.

Dit zijn een paar manieren waarop Matteüs bewust een niet-alledaagse, maar zeer specifieke taal gebruikt om zijn verhaal te vertellen, namelijk de taal van het Oude Testament. Als je in dit geval brontekstgetrouw wilt vertalen, zul je in dit geval dus ook brontaalgetrouw moeten vertalen. Maar wat doet de NBV?

  • Genesis 5:1 ‘de lijst van nakomelingen van’
    Matteüs 1:1 ‘Overzicht van de afstamming van’
    Dat verband dat Matteüs wil leggen is alvast onzichtbaar gemaakt.
  • Genesis 4:26 ‘zij(!) noemde hem’
    Matteüs 1:25 ‘en hij gaf hem de naam’
    Dat verband kunnen we dus ook niet meer zien.
  • Het woordje ἰδού is overal verdwenen.

Dat Matteüs zijn eigen taal wil spreken in deze eerste twee hoofdstukken van zijn evangelie is duidelijk voor de lezer van de Griekse tekst. Voor de lezer van de NBV (die uitdrukkingen als ‘boek van de verwekkingen’, ‘en hij noemde zijn naam’ en ‘zie!’ best begrijpt) is het onmogelijk geworden om te horen welke richting Matteüs zijn lezers wil wijzen, namelijk naar áchteren, naar het Oude Testament als het kader waarvanuit het Nieuwe Testament begrepen moet worden.

Het enige waaruit de lezer dit nog zou kunnen opmaken, zijn de expliciete citaten die Matteüs gebruikt. Achterin de NBV2004 is een lijst opgenomen met ‘aanhalingen uit het Oude Testament in het Nieuwe Testament’. Het expliciete is er dus nog, maar het impliciete is verdwenen. Volgens de NBV2004 verwijst Matteüs naar zo’n 60 oudtestamentische passages. Ter vergelijking: in de marge van de 27e editie van Nestle-Aland wordt in de eerste drie hoofdstukken van Matteüs al bijna 50 keer naar het Oude Testament verwezen!

Dus ja, heel begrijpelijk allemaal, heel leesbaar… maar hoeveel begrijp je nu eigenlijk van zo’n evangelie als de evangelist niet meer de kans krijgt om op zijn vreemde, hebraïserende manier van spreken te spreken? Ik citeer nog eens vanaf de NBV-website:

Een hebraïsme is een woordelijke omzetting van een Hebreeuwse uitdrukking of constructie in het Nederlands, waardoor er een gekunstelde vorm van Nederlands ontstaat. Een duidelijk voorbeeld is te vinden in Genesis 1:4. De SV heeft (met een hebraïsme) ‘en God zag het licht, dat het goed was’. Het behouden van de Hebreeuwse constructie levert een gekunsteld Nederlands op.

Wat de vertalers niet gezien hebben, is dat het hebraïseren van Matteüs óók een gekunsteld Grieks opleverde. Gekunsteld Nederlands mag niet in een vertaling – maar gekunsteld Grieks in de brontekst mag blijkbaar ook niet!

Over de auteur

G. van Zanden

Plaats een reactie