Miskotte’s inspiratie: Tenach en dogmatiek

M

Miskotte’s inspiratie: Tenach en dogmatiek

1. Persoonlijk- zakelijk

Op dit Miskotte-symposion proberen wij elkaar o.a. duidelijk te maken wat wij allen, ieder op zijn eigen wijze, aan hem te danken hebben. Zelf moet ik zeggen: ik heb bijna alles aan Miskotte te danken. Daarom zal mijn verhaal een sterk persoonlijke kleur hebben. Ik overdrijf niet als ik zeg: als Miskotte er niet geweest was zou ik er ook niet zijn geweest. Maar ik hoop u te laten merken, dat dit ‘persoonlijke’ tegelijk zakelijk is.

2. Catechisatie: tekst, historische reconstructie

Afkomstig uit een vrijzinnig nest – en als je eenmaal vrijzinnig bent dan raak je het niet meer kwijt – kwam ik, eenmaal afgestudeerd, terecht in een confessionele gemeente. De kerkenraad van Rijnsburg had de proefpreek gehoord en zag wel iets in die jonge theoloog, omdat hij tenminste probeerde bijbels-exegetisch te preken. Zo werd ik hulpprediker bij dominee Van Niftrik in Rijnsburg; en dan moet je ook catechisatie geven. Maar hoe? Ik was toen al erg bezig met Israël en het Oude Testament. Maar wat moetje daar op catechisatie over zeggen? Ik gebruikte toen… Kittels Geschichte lsraels;je hebt tenslotte gestudeerd of je hebt het niet.Ik ging dus eenvoudig uit van wat de historicus er over meent te kunnen zeggen. Wat de historicus weet is waar: niet wat ín de teksten staat maar wat àchter de teksten te vermoeden valt. Zo heb ik voor het eerst in de praxis deze grote spanning doorgemaakt en ik werd erdoor tot de rand van de wanhoop gebracht. Ik geloof, dat iemand pas goed de hulp, die Miskotte ons allen geboden heeft, waardeert als hij dàt aan den lijve gevoeld heeft. |35|

In die tijd is voor mij een enorme bevrijding geweest het Bijbels ABC (ontstaan in 1941). Miskotte liet ons zien hoe het direkt uit de teksten zelf op je afkomt. De waarheid manifesteert zich direct in de teksten. Lees maar! Hoor maar! Het staat er overal. Dankzij het Bijbels ABC heb ik ervaren, dat het ook zo kon. Je hoeft niet moeizaam àchter de teksten te kruipen om de waarheid te reconstrueren (met de zeer ‘wetenschappelijke’ woorden ‘vermutlich, wahrscheinlich, möglich’…). Tussen al die vermoedens en waarschijnlijkheden komt Miskotte je eenvoudig demonstreren, dat je direct vanuit de teksten zelf zomaar kunt gaan zeggen hoe het is. Daarbij zorgt de fenomenologische methode er voor, dat je de samenhangen, de structuur van het geheel gaat zien.

3. Fenomenologische methode: kijken – zien – hóren

De opdracht der exegese – het eerste deel van Om het levende Woord– is geheel gewijd aan de fenomenologische methode: Er moet wat ruimte komen, voordat er beslissingen vallen. De teksten liggen voor je als gegeven. Je kijkt. De historisch-kritische methode heeft je geholpen er van af te zien om ze al te vlot te annexeren. Maar dan ga je samenhangen en structuren zien. Een fenomeen verschijnt in zijn eigen wetmatigheid. Er blijft nog een zekere afstand, maar je raakt er allengs mee vertrouwd en je gaat het zien en liefhebben; er komt contact en je krijgt er een relatie mee. Of het je gevangen zal nemen, of er beslissingen zullen vallen, dat wordt nog even uitgesteld. Maar je ontdekt een totaliteit en een wereld gaat voor je open. Wat manifesteert zich in deze teksten? Voor Miskotte is dat het centrale van de NAAM. Hij wordt niet moe om aan te wijzen hoe daar alles mee samenhangt en hoe binnen die samenhang alles in taal en grondwoorden funktioneert. Dan blijkt plotseling, dat dit niet een wereld is uit een ver verleden maar het alleraktueelste waar je mee te maken kunt krijgen. Niets slaat zozeer op onze situatie als juist dit ‘fenomeen’ dat van elders op ons |35| afkomt. Het fenomenologisch bezig zijn is het heilzame van het tussengebied voordat de beslissing, de geloofsbeslissing valt in het horenen gehoorzamen.

Deze notie kom je in alle werken van Miskotte tegen. Allereerst natuurlijk in zijn dissertatie Het Wezen der joodse religie.Juist ook in de ontmoeting van de ekklesia met het post christum natum voortlevende jodendom is het zo heilzaam niet direct beslissingen te laten vallen. Heilzaam is het, dat je het eerst eenvoudig gewaar wordt, dat je er mee geconfronteerd wordt. De ekklesia heeft eeuwenlang dit jodendom gewoon niet gezien. Het nu in zijn eigenaardigheid, in zijn eigen wezen voor ogen te krijgen; er door geboeid te raken, maar er ook door in verwarring gebracht te worden – dat is een vrucht van de fenomenologische methode in Miskotte’s dissertatie over het wezen van de joodse religie. Enkele jaren daarna volgden de lezingen, gehouden in Indonesië, in Nederland gebundeld tot dat ongelooflijke werk Edda en Thora. Opnieuw vinden we de toepassing van de fenomenologische methode als voorbereiding op een beslissing in de eigen aktuele situatie van de vooroorlogse jaren: kijken, zien, horen èn gehoorzamen.

4. Tenach, dogmatiek

Daar komt bij, dat het juist het Oude Testament was, dat Miskotte aan de orde stelde, het Oude Testament in combinatie met de dogmatiek. Het is kostelijk dat mee te maken.
Als ik nu aan de Amsterdamse faculteit meemaak dat een jonge predikant zijn doctoraalexamen wil gaan doen en ik hem hoor aarzelen: hoofdvak Oude Testament òf dogmatiek…?, dan denk ik: dat is Miskotte!

Miskotte mag dan wel eens mompelen: ach, ze denken niet meer aan mij, ik ben uitgerangeerd en vergeten; maar dan vergist hij zich zeer. Je kunt uiteraard niet elke dag, bij alles wat je zegt voortdurend melden: bij Miskotte staat het al, daar en daar. Maar hij moet niet denken dat |37| hij met zijn theologisch werk geen rol meer zou spelen. Integendeel. Het teken daarvan zijn de vele jonge theologen, die voor hun doctoraal deze vakken kiezen… !

Het is een thema in heel Miskottes oeuvre, dat de doctrina van de ekklesia structureel nooit schriftgemäss geweest is, omdat het Oude Testament nog nooit echt heeft gefungeerd als raam waarbinnen het apostolische kerygma uitgelegd moet worden. Dat is een van de meest elementaire zaken, die ons door Miskotte is aangereikt. Toch merk je tot je eigen verbazing hoe merkwaardig mensen kunnen reageren op wat voor ons axiomatisch is en voortdurend is verondersteld: dat de doctrina van de ekklesia structureel nooit schriftgemäss is geweest, omdat het apostolische kerygma niet werd uitgelegd binnen het raam van de Tenach. Er wordt soms gekeken of je iets zeer ketters beweert.

Dit inzicht heb ik van Miskotte gekregen: de bijbelse theologie is die van de Tenach en dat is ook de theologie van de apostelen. Heel het werk van Miskotte, zoals het op mij is afgekomen en met al wat het oproept, heeft mij in een volstrekte gedesoriënteerdheid elementaire oriëntatie gegeven. Ik weet nu tenminste iets; ik weet nu ongeveer hoe het is. Ik weet nu ook, dat je als ekklesia voortdurend begeleid bent door het jodendom; waarom dat zo is en dat dit van enorm gewicht is.

5. Vertaling

Miskotte was in 1953 voorzitter van een commissie ter beoordeling van de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, waarvan ook ik lid was. Ik uitte mij in die commissie nogal fel en uitdagend. Miskotte nodigde mij uit voor de draad te komen met mijn kritiek en stelde de kolommen van In de Waagschaalvoor mijn bijdragen open; er ontstonden twintig artikelen onder de titel ‘Een beoordeling van de NBG-vertaling’. Achteraf, toen wij ons werk als commissie helemaal hadden gedaan, bleek dat het aanvaarden van die vertaling door de kerken slechts als |38| een formaliteit was bedoeld. Als ik trouwens geweten had wat er later zou komen aan vertalingen, zou ik in die twintig artikelen niet zo fel zijn geweest. De vertaling van het NBG is natuurlijk daarbij vergeleken heilig, want staat nog helemaal tegen de traditie van de Statenvertaling aan. De Statenvertaling is eigenlijk een zeventiende eeuwse Buber-Rosenzweig, en Buber-Rosenzweig is een perfecte moderne duitse Statenvertaling. Het is kostelijk om de instructies, die de vaderen van Dordt aan de statenvertalers gaven, te vergelijken met de formuleringen van Buber over zijn vertaalprincipes; die dekken elkaar volkomen. De vertaling van het NBG is toch dankzij die Statenvertaling nog goed, leesbaar, bruikbaar. Maar wat er daarna is gekomen: St. Willibrord, en nu dat ‘grote nieuws’… Dat niet heel Nederland fel, in woede en verontwaardiging protesteert!

6. Dogmatiek als hermeneutiek

In 1956 werd Barth 70 jaar. Miskotte nodigde mij uit om voor het Festschrift een bijdrage te leveren onder de titel: Dogmatiek en hermeneutiek. Met deze opdracht van Miskotte is mijn eigenlijke systematische werk begonnen. De titel veranderde in: Dogmatiek alsHermeneutiek. Want het boeiende is, dat zoals de ekklesia in haar doctrina de heilige leer pleegt te ontvouwen, dienovereenkomstig leest zij de Schrift en hoort zij het woord. En omgekeerd: zoals men nu eenmaal gewend is de teksten te lezen, dienovereenkomstig wordt er in de doctrina geleerd. Er is een voortdurende wisselwerking tussen de bijbelse en de dogmatische theologie, tussen het lezen van de Schrift en de ontvouwing van de doctrina. Zoals wij plegen te leren zo lezen wij, en zoals wij dan plegen te lezen zo leren wij. Maar door de overmacht van het getuigenis wordt al ons traditionele lezen en horen en leren telkens ook weer heilzaam doorbroken. Althans, de ekklesia rekent er voortdurend mee, dat alles weer opnieuw op de helling komt en dat er onder de kritiek van de Schrift telkens diepgaande |39|correcties zijn te verwachten.

Wat ons in het werk van Karl Barth is aangeboden, is zo’n ongehoord ingrijpende correctie van de doctrina vanuit het geheel van de Schrift. Miskotte heeft dat reeds vroeg begrepen; hij heeft er eerst ook niet aan gewild maar werd er door gevangen genomen en is er hier in Nederland de heraut van geworden. Het is wederom een dienst, die Miskotte ons allen en ook juist mij heeft bewezen, dat hij duidelijk heeft kunnen maken wat er in het oeuvre van Barth is gebeurd: een fundamentele correctie vanuit de Schrift op heel de traditionele doctrina. Schrijven over dogmatiek en hermeneutiek – dogmatiek als hermeneutiek – waar moet je dan – fenomenologisch – mee beginnen? Het thema werd: hoe zag de doctrina van de ecclesia er tot nu toe structureel uit, waarom was deze traditionele structuur niet schriftgemäss en wat is precies de ingrijpende correctie, die door een nieuw horen van het bijbels getuigenis door Karl Barth in de traditionele structuur is aangebracht?

7. ‘auf dem Grunde der natürliche Theologie’

Kort gezegd komt het hier op neer, dat vanaf de apologeten in de tweede eeuw de Tenach eigenlijk niet echt heeft meegedaan, d.w.z. de structuur van de doctrina niet meer heeft bepaald. De Tenach heeft niet meer gefungeerd als raam waarbinnen je het apostolische kerygma uitlegt. In de plaats van de Tenach is de vigerende filosofie getreden. Een onverdachte getuige in dezen is Von Harnack.Het eerste boek van het tweede deel van Harnacks Dogmengeschichte heeft als titel: ‘Die Entwicklungsgeschichte des Dogmas als Lehre von dem Gottmenschen auf dem Grunde der natürlichen Theologie’. Dat zegt niet Barth maar Von Harnack! Nog zo’n formulering: ‘Die Voraussetzungen der Erlösungslehre, oder Die Natürliche Theologie’. Let u op dat woord ‘Voraussetzungen’. De vooronderstelling van deze heilsleer is |40| de natuurlijke theologie. Als wij de verkondiging van het heil, het bijbels getuigenis en de prediking der kerk, als we heel die werkelijkheid nu even aanduiden met het ene woord ‘gratia’, dan zei de reformatie: sola gratia; maar in de oud-kerkelijke traditie luidde het: gratia non tollit naturam sed praesupponit eam et perficit eam. Men had het dus over de gratia in relatie tot de natura, die vooropgaat en er de praesuppositie, vooronderstelling van is. Je kunt over de gratia niet goed spreken als je niet eerst grondig de natura uit de doeken hebt gedaan. In deze traditionele structuur poogt men te geraken tot een synthese van natuur en genade. U merkt dat ik de volgorde nu omkeer: de natuur gaat voorop en daarná mag de genade aan de orde komen.
Deze structuur betekent, dat men in het raam van de vigerende filosofie, die de begrippen en categorieën levert, het apostolische kerygma uitlegt. De mens oriënteert zich, moet zich telkens opnieuw oriënteren in het geheel der werkelijkheid en vraagt zich af: waar ben ik, wat is er aan de hand, wat móeten wij eigenlijk? Dat vindt zijn neerslag in de vigerende filosofie en Weltanschauung, die dan als natuurlijke theologie het raam vormt waarbinnen het apostolische kerygma wordt uitgelegd.

Onmiddellijk, vanaf de tijd van de apologeten is het dan ook de vraag wat men nog met het Oude Testament aan moet. Het bungelt er maar zo’n beetje bij en de neiging om het helemaal afte schaffen is altijd latent aanwezig. Je merkt het voortdurend – bij Schleiermacher, bij Von Harnack (zie zijn boek over Marcion), bij Bultmann. Het Oude Testament is een problematische grootheid, want het doet niet echt mee. Natuur en genade, de vigerende filosofie en de genade van onze Heer Jezus Christus (die Erlösungslehre) zijn immers aan elkaar gekoppeld en het is deze natuurlijke theologie in de vorm van de vigerende filosofie, die de structuur van de doctrina bepaalt – bij de patres, bij de scholastici en… ook bij de reformatoren? |41|

8. De Nederlandse Barth-receptie

Dat was dus het thema van mijn studie, maar het is natuurlijk helemaal geïnspireerd door Miskotte. Hij heeft ons dit aangegeven en de elementaire oriëntatie gegeven. Maar vervolgens moeten er een paar kleinere zwoegers komen om het tot in de kleinste details uit de doeken te doen en te bewijzen dat hij gelijk heeft. Zo heb ik mijn werk opgevat: op een bepaald terrein datgene wat Miskotte heeft aangewezen tot in details helemaal uit te werken. De bijbelse theologie, die ik aan het schrijven ben, is niet anders dan een uitwerking van Het Bijbels ABC.Maar nu gedetailleerd uitgewerkt en bewezen, met alle priegelwerk.

De studie voor het Festschrift werd natuurlijk direct al veel te omvangrijk en de bijdrage is er dan ook niet ingekomen. Miskotte heeft toen zelf het prachtige stuk geschreven ‘Die Erlaubnis zu schriftgemässem Denken’. De Nederlandse Barth-receptie – daar gaat het stuk van Miskotte over – is anders dan de Duitse. Wij zijn vertrouwd geraakt met Barth vanuit de bodem; ‘von unten’ zegt Miskotte, in tegenstelling tot ‘von oben’. Vanuit de exegese der Schrift hebben wij toegang gekregen. Maar nu krijg je een onnoemelijk vruchtbare wisselwerking: exegese, met name van het Oude Testament, èn dogmatiek. Die combinatie: Barth (dogmatiek) enerzijds en anderzijds Buber-Rosenzweig (bijbelse theologie, Tenach), die is ongelooflijk vruchtbaar gebleken. Daar weet men merkwaardig genoeg in heel Duitsland zo niet van. En iedereen die deze lessen van Miskotte niet heeft willen leren wordt gestraft met onvruchtbaarheid.

9. Het schema van de reformatie

Lag de kwestie van Schrift en doctrina niet gunstiger bij de reformatoren? Voor mijn studie koos ik Calvijn, als gereformeerd denker vanuit het sola scriptura. Hij was tot en met exegeet en had grote aandacht juist voor het Oude Testament. En notabene, ook deze Calvijn kon het weer |42| niet laten om toch het geheel van de Schrift te lezen onder het gezichtspunt van de duplex dei cognitio: God geeft zich op tweevoudige wijze te kennen. Bij Calvijn was de christologische concentratie nog zo groot, dat dit schema nog niet zoveel kwaad kon, maar het was reeds aanwezig. Vervolgens is de grote vraag, die ik – door Barth via Miskotte daartoe gebracht – moest beantwoorden: hoe is het mogelijk, dat óók in heel het protestantisme alles zo radicaal mis is gegaan? Waar ligt het vitium originis, de oorsprongszonde van heel de protestantse leertraditie? Waarom is het toch ook in heel het protestantisme weer geworden: natuur en genade, een poging om te geraken tot een synthese van natuur en genade?

In de reformatorische theologie wilde men die synthese van natuur en genade juist niet meer (niet ‘librium arbitrium’ maar ‘servum arbitrium’!). Het is sóla gratia, genade voor zondaren. Niet natuur en genade maar zonde en genade; genade die zondaren redt in plaats van genade die de natuur te hulp komt. Iustificatio impiisola gratia. U kent de prachtige stukken van Miskotte over dit ‘sola’, over deze particuia exclusiva. Dat is het uitgangspunt geweest van de reformatorische theologie.

Maar wil je het hebben over zonde en genade dan moet je het hebben over wet en evangelie, zo meenden de reformatoren: kennis van de zonde door de wet en dan kennis van de genade door het evangelie. In deze fatale volgorde, dat je namelijk vanuit de kennis van de zonde door de wet zou komen of door God gebracht zou worden tot kennis van de genade door het evangelie. Eerst komt de wet en daarna het evangelie. Niet langer is het Vernunft und Offenbarung of Natur und Gnade, maar nu Gesetz und Evangelium. Dit reformatorische ‘und’ van Gesetz und Evangelium is toch fataal gebleken. Want wat was die wet dan? Die werd gevormd door de Tien Geboden, waarin God voor ons nog eens post lapsum (na de val) de lex naturalis heeft samengevat. Zo kun je het in elke orthodoxe dogmatiek lezen. Het was weliswaar een samenvat|43|ting door God zelf, maar wat Hij samenvatte was toch niets anders dan de lex naturalis.

10. Zonde en genade

Ik zal heel kort aanduiden hoe het verder fout gelopen is. Het is immers zo aardig deze samenhangen te zien en dan voortdurend het oeuvre van Miskotte in gedachten te hebben. Want deze man is zijn hele leven bezig geweest om te ontmaskeren, dat deze traditionele structuur door en door onbijbels is. Hij heeft het schema doorbroken vanuit – wat hij noemt – de methode van de NAAM, van de eenvoud, van de ene zaak, van het ene gebeuren, van het ene verbond (en dat is het ene genade-verbond). In de traditionele structuur ging het juist om het discrimen; je moet wel en evangelie goed onderscheiden en niet door elkaar mengen. Het een gaat voorop en daarna volgt het ander.

In 1560 zei Ursinus: de wet is eigenlijk een korte samenvatting van het natuurlijke verbond voor de zondeval, een oerrelatie tussen God en mens, en het evangelie is het genade-verbond, een andere nieuwe relatie tussen God en mens ná de zondeval waarin God de genadige God voor zondaren is. Hier zie je het gebeuren; ik vat het vitium originis van heel de protestantse theologie nu als volgt kort samen: in de zestiende eeuw werd de synthese van natuur en genade als fundament voor de ontvouwing van de doctrina niet radicaal overboord gegooid, maar natuur en genade werd gehistoriseerd. Helaas slechts gehistoriseerd. En dan krijg je toch weer een denken vanuit die oorsprong. De natuur is nu niet min of meer solide onder-grond voor alles wat er dan ontvouwd wordt, maar in de protestantse leertraditie werd de natuur – gehistoriseerd – hoe langer hoe meer dominerende achtergrond,in een foedus naturae ante lapsum.In de ontvouwing van de doctrina oriënteert men zich voortdurend aan een oorspronkelijke toestand, aan iets dat er is geweest, waar wij vandaan komen en dat zo mooi was. Dat is normatief. Want |44| toen is het misgegaan en hoe krijgen wij de zaak weer goed? Daartoe is het zogenaamde ‘messiaans intermezzo’ nodig… Ja, zo’n uitdrukking is volgens mij de consequente samenvatting van deze door en door onbijbelse structuur.

11. Anti-heidens getuigenis

Wat Miskotte als heraut van Barth voorstaat tast de hele traditionele structuur radicaal aan! Wàt een spanningen tussen het Oude Testament en de traditionele doctrina! En wat betekent dat ook niet in politicis! Die spanningen zijn door de reformatie niet opgeheven, omdat het spreken over natuur en genade niet radicaal overboord werd gegooid maar slechts werd gehistoriseerd.

Men meende daarmee in overeenstemming te zijn met de Schrift. Maar de bijbel heeft het niet over natuur en genade; profeten en apostelen weten daar eenvoudig niet van, worden er zenuwachtig van. Alle woorden van de Schrift beginnen luid te protesteren. Heel de Schrift en met name de Tenach is over de hele linie, niet alleen in zijn polemische partijen maar in zijn structuur en in heel zijn strekking een permanent anti-heidens getuigenis. Dat is ook weer zoiets, dat wij – onvergetelijk – van Miskotte hebben geleerd. En de ekklesia maar onverstoorbaar voortgaan met te leren in het schema natuur en genade en daarmee eenvoudig demonstreren, dat men wel theoretisch het gezag van de Schrift erkent maar toch niet bereid is zich echt door de Schrift te laten gezeggen. Want dit traditionele spreken over natuur en genade in welke vorm ook betekent, dat men het geheel van de Schrift als anti-heidens getuigenis negeert.

12. Wat gaat voorop?

Nu zou je verwachten, dat de reformatie hier reeds de heilzame wending had gebracht. De reformatoren kwamen met het verbum dei, met dat geweldige dat God spreekt en dat wij aangesproken worden door hemzelf. Het woord is |45| het woord der genade, de ‘vreemde vrijspraak’. Dat is toen de kern geweest: genade voor zondaren als vreemde vrijspraak; vreemd, omdat het van elders is, niet door ons bedacht. Het zat er echt niet in en wij hebben het nergens uit kunnen afleiden. Het heeft zijn oorsprongen in zichzelf; het is als een pure verrassing gekomen en het blijft als pure verrassing komen.

Het uitgangspunt was goed!

Men bedoelde het over wet en evangelie te hebben vanwege het reformatorische thema: zonde en genade, genade voor zondaren. En precies datgene, waarmee men de middeleeuwse synthese van natuur en genade heeft willen afwijzen, is nu in de reformatorische traditie tegelijk toch weer ook het begin geworden waar het is mis gegaan. Doordat men wet opvatte als lex naturalis. Toch weer natuur en genade, weliswaar niet meer in het kader van een hiërarchisch geordend universum, maar nu gehistoriseerd: foedus naturae ante lapsum en foedus gratiae post lapsum.

Nu komt de fenomenologische methode weer te hulp. Want wat gaat er nu voorop in de ontvouwing van de doctrina? Het ante et post hominem lapsum; en pas daarna volgt in de traditionele doctrina het ante et post christum natum. Dat laatste bepaalt niet de structuur van de doctrina maar dat eerste. Nu begrijpt u dus precies waar het in het oeuvre van Barth om gaat en wat Miskotte ons vanuit de exegese heeft helpen duidelijk maken: ante et post christum natum is het enige, dat het geheel van de doctrina moet beheersen. Dat ordent de tijden; daar mag niet aan voorafgaan een ante en post hominem lapsum.

Waar merk je onmiddellijk, reeds bij de reformatoren, dat het ook in het protestantisme mis is gegaan? In de theologische kenleer. Want men kende God op twee manieren. Namelijk uit de natuur, uit de algemene oriëntatie: ieder mens weet toch…, er is toch een oerbesefl (vgl. Pannenberg). Van dat algemene gaat men op de een of andere |46| manier toch altijd uit. Je weet al iets aangaande God, hoe kun je het anders over hem hebben. Maar het is natuurlijk ontoereikend om zalig te worden en er komt dan gelukkig ook nog iets anders bij. Wat er dan bij komt is weliswaar het eigenlijke maar het is niet het enige. De genade is niet alles! Maar hoe zit het dan met dat sola gratia? Het sola gratia van de reformatorische rechtvaardigingsleer bleef beperkt tot de soteriologische loci en heeft in de zestiende eeuw helaas niet het geheel van de doctrina bepaald vanuit de theologische kenleer. Dat is nu precies wat in de Kirchliche Dogmatik voor het eerst is gebeurd. In het vijfde hoofdstuk, onmiddellijk na Die Lehre vom Worte Gottes heeft Barth de beslissing van Barmen uitgewerkt in die Lehre von der Erkenntnis Gottes; de theologische kenleer wordt ontvouwd vanuit de reformatorische leer aangaande de iustificatio impii sola gratia. Nergens is er een algemeen, neutraal gebied waar je het al over God kunt hebben.

U begrijpt nu dus ook, dat het juist is wat Hans Urs von Balthasar in zijn boek over Barth zegt: Waarom moeten wij vanuit de Romana Barth als gesprekspartner kiezen? ‘Wir müssen Karl Barth zum Partner wählen, weil in ihm zum ersten Mal der echte Protestantismus eine – seine – völlig konsekwente Gestalt gefunden hat.’ De roomse Urs von Balthasar heeft het goed begrepen: dit is de echte. Nu pas is gerealiseerd wat de reformatoren eigenlijk gewild hebben, namelijk een doctrina, die structureel volledig vanuit het sola gratia ontvouwd wordt, en niet nog iets erbij, dat er aan vooraf gaat om pas daarna…

Het aardige bij Urs von Balthasar is dan, dat hij natuurlijk rooms is en blijft. Dus moet hij het toch hebben over natuur en genade; dat is het criterium van waaruit hij nadert tot Barth. De christologische concentratie en de eenvoud vindt hij prachtig. Alleen – je moet het niet te ver drijven, want het blijft tenslotte natuur en genade. En omdat Barth tenslotte niet op de juiste wijze over natuur en genade spreekt is het niet goed. |47|

Maar dan komt van de andere kant de protestant Berkouwer en die heeft het als protestant uiteraard niet over natuur en genade maar over zonde en genade. Hij raakt geboeid door het oeuvre van Barth maar leest onder het gezichtspunt: in hoeverre gaat het over zonde en genade. En nu gaat toch bij Barth de zonde niet meer voorop! Daarom krijg je het grote verwijt van Berkouwer: spreekt Barth dan nog wel ernstig genoeg over de zonde?! Ja, dan weet je toch eigenlijk niet meer hoe je moet kijken. Maar u begrijpt wel, dat wij aan onze tradities vastzitten; niet alleen zit Urs von Balthasar aan zijn roomse traditie vast, maar ook Berkouwer – Barth heeft dat later zelf op een alleraardigste manier geschreven – aan zijn traditionele orthodoxe gereformeerde structuur… en ik ben natuurlijk altijd nog met mijn behoorlijke dosis vrijzinnigheid behept.

13. Geen Barthiaan, geen Miskottiaan

Het gaat er natuurlijk niet om, dat je het met Barth eens bent op alle punten – stel je voor! Zoals evenmin aan de orde is, dat je het met alles eens bent wat Miskotte gezegd heeft. Maar er is bij Barth een beslissing gevallen, waar MisKotte voortdurend voor op de bres heeft gestaan. Een beslissing waarschijnlijk van nog groter gewicht dan de beslissing van de zestiende eeuwen zeker van even groot gewicht als de beslissingen van de vierde en vijfde eeuw; een beslissing in de twintigste eeuw waar de ecclesia mondiaal niet meer achter terug zal blijken te kunnen. Althans, zo heb ik het zelf ervaren en leren begrijpen. Miskotte is degene geweest, die mij geholpen heeft te beseffen, dat er in het oeuvre van Barth – maar let wel: altijd door ons benaderd vanuit de exegese, dat wil zeggen vanuit de Tenach en dus vanuit alles wat wij van Rosenzweig en Buber hebben geleerd – deze beslissing is gevallen. Deze beslissing is geen andere dan die van Barmen over de eenvoud, het ene heil, de ene NAAM, het ene verbond, de ene zaak waar het om gaat, de ene toekomst, de ene |48| grote verrassing, het ene midden.

Deze beslissing betekent een totale wijziging van de structuur. In de traditionele structuur kwam je het trinitarisch en christologisch dogma altijd wel ergens tegen. Het trinitarisch dogma bijvoorbeeld kom je altijd tegen aan het slot van de godsleer als iets waar ze het dan tenslotte over hebben. Eerst heeft men dan gesproken over het Zijn en de attributen: God is allereerst eeuwig, oneindig, almachtig enzovoort… gelukkig is Hij dan ook nog barmhartig, genadig en lankmoedig. Zo ga je dus van het algemene naar het bijzondere. Maar in de Schrift ga je juist niet van het algemene naar het bijzondere, daar is het bijzondere als zodanig tegelijk het algemene, het particuliere is het universele. Deze totale wijziging van de structuur is in de Kirchliche Dogmatik gerealiseerd, zodat – dat is het merkwaardige – daar nu voor het eerst het dogma de structuur bepaalt. Aanduidenderwijs: Vader, Zoon en Geest – Schöpfung, Versöhnung und Erlösung als Ermöglichung, Erfüllung und Vollendung der einen Geschichte des Bundes. In het midden vere deus, die zich neigt in onze diepte, de trouwe God die trouw bewaart (hasjomeer èmèth), die daarin waarachtig God is, dat Hij zich zó met zijn diviniteit wil inzetten voor onze humaniteit. Daarin ligt besloten de Erhöhung des Menschen. Ook dit opus reconciliationiswordt trinitarisch ontvouwd, doordat je aan het slot van de christologische fundering achtereenvolgens te horen krijgt: Das Urteil des Vaters, Die Weisung des Sohnes und Die Verheissung des Geistes. Zo merkt u hoe hier het trinitarisch en christologisch dogma de structuur van de dogmatiek bepalen. Hoe komt dat nu? Dat hangt – dat is het allermerkwaardigste – direct satllen met het Oude Testament. Omdat nu de Tenach het raam is, en niet de vigerende filosofie, waarbinnen het apostolische kerygma wordt uitgelegd, dáárdoor kan nu eindelijk het dogma, en niet de filosofische conceptie, de structuur van de doctrina bepalen. |49|

14. Een linie die het houdt

Ik ben begonnen met de samenhang van Oude Testament en dogmatiek, die je door heel het oeuvre van Miskotte heen aantreft. Deze kant van Miskottes oeuvre ben ik bezig uit te werken: de Tenach als raam, waarbinnen je het apostolische kerygma uitlegt; en het dogma dat de structuur van de dogmatiek bepaalt. Als het waar is – en het is waar – dat er in het oeuvre van Barth nu in de twintigste eeuw een beslissing is gevallen waar de ecclesia mondiaal niet achter terug kan, en als het waar is dat wij hier voor het eerst te maken krijgen met datgene wat de reformatoren eigenlijk gewild hebben – als je dan neen zegt tegen deze beslissing van Barth dan zeg je daarmee tevens neen tegen de beslissing van de zestiende eeuwen dan ben je gedoemd een voortzetter te zijn van een stukje Neuprotestantismus (zoals wij het bijvoorbeeld bij die arme Pannenberg moeten meemaken). Het gevaar omgeeft ons aan alle kanten. Als Miskotte zo nu en dan wat in de put zit voelen wij dat mee, want wij hebben allemaal in ons de neiging de moed te verliezen. Men wil het niet accepteren; men wil toch weer verder gaan waar wij in 1914 gebleven waren, met Troeltsch, met de historische Jezus (Käsemann bijvoorbeeld), al die problemen… Men wil toch maat’ weer met hulp van Kittel’s Geschichte lsraelscatechisatie geven, want anders is het niet verantwoord. Dan denk je wel eens dat het allemaal tevergeefs is. Maar de zaak is zo evident en zo lucide en ook zo overtuigend; maar je kunt het alléén overtuigend zeggen vanuit de teksten van de Tenach, niet anders.

De vraag is steeds hoe wij als ecclesia op zullen kunnen tegen alles van de wereld waarin wij zijn komen te leven. Door dat alles word je teruggeworpen op een linie die het houdt. Toen die vraag in de negentiende eeuw acuut werd, meende men aan de Vrije Universiteit, dat dat toch wel de orthodoxie van de zeventiende eeuw was; en in de Romana meende men, dat dat Thomas was. Maar die linies houden het niet en dan word je verder teruggeworpen: het |50| Nieuwe Testament? Ik meen: geconfronteerd met de realiteit van de wereld waarin wij leven worden wij teruggeworpen op de Tenach. Als wij het aan zullen kunnen en er niet onderdoor zullen gaan in de wanhoop, in de chaos (tohoe wabohoe), dan door de Tenach, die precies slaat op alles wat ons beweegt en bedreigt. Dat is de ‘moderniteit’ van dit getuigenis, waarover Miskotte op verschillende plaatsen spreekt. Hij heeft voortdurend gedemonstreerd, gesuggereerd, aangeboden, laten ervaren, dat je in de verwarringen van het huidige leven en de huidige wereld direct vanuit de teksten zelf oriëntatie krijgt; die heerlijke ervaring, dat verwachtingen worden gewekt, woord en wederwoord ontspringen direct vanuit de teksten in de wereld van nu.

Zo heeft Miskotte ons handenvol werk gegeven om dit alles dogmatisch en bijbels-theologisch uit te werken. Maar vooral is hij voor ons de pionier, die ons de laatste linie heeft gewezen om er stand te houden.


Bibliografische gegevens
  • F.H. Breukelman, ‘Miskotte’s inspiratie: Tenach en dogmatiek’, in: K.A. Deurloo & A. Otter (red.), K.H. Miskotte: De weg der verwachting (Baarn: Ten Have, 1975), 34-50 [ISBN 978-90-259-4078-2].
  • Herdrukt als F.H. Breukelman, ‘Miskotte’s inspiratie: Tenach en dogmatiek’, Om het levende Woord 4 (Kampen: Kok, 1994), 1-15 [ISBN 978-90-242-2065-6]
  • Geannoteerd herdrukt als F.H. Breukelman, ‘Miskotte’s inspiratie: Tenach en dogmatiek’, in L.W. Lagendijk (red.), Theologische opstellen (Bijbelse Theologie IV/2; Kampen: Kok, 1999), 219-229 [ISBN 978-90-435-0068-5]

Over de auteur

Frans Breukelman

Frans Breukelman (1916-1993) was predikant in Ritthem en Simonshaven, werd later wetenschappelijk medewerker aan de theologische faculteit van de UvA en staat bekend als inspirator van de Amsterdamse School in de theologie

Plaats een reactie